Translate

vrijdag 29 mei 2015

Deel 49 / Melchor de Mencos (Grens Guatemala – Belize) - San Ignacio – Hummingbird Highway – Placencia Peninsula – Belize Zoo – Bermudian Landing – Crooked Tree – Orange Walk – Lamanai – Santa Elena (Grens Belize – México)


“Hello, Welcome in Belize!” Ja, in het voormalige Brits Honduras spreken ze nog steeds Engels! Super handig! Gelukkig rijden ze hier niet aan de linkerkant van de weg … In 1981 kreeg Belize de onafhankelijkheid van Groot-Brittannië. Zoals overal in Midden Amerika verliep de grens Guatemala-Belize weer zeer soepel.




Het eerste stadje in Belize, San Ignacio, was tevens ook onze stopplaats op Camping “Mana Kai”. In San Ignacio viel ons direct de Caribische sfeer op. Dit komt waarschijnlijk door de vele Creolen die hier wonen. We gingen ook zwemmen aan de samenvloeiing van de Macal River en de Mopan. Hier hadden we een interessant gesprek met een Creoolse vrouw. Wat is Engels praten toch makkelijk! Een andere leuke ontmoeting hadden we tijdens het zoeken naar een Geocache. Deze lag verstopt in de tuin van Feliz, een plaatselijke gids. Gelukkig hadden we op de camping geen ontmoeting met de grote zwarte schorpioen die de conciërge “Frank” gevangen had. Japans spraken we niet, maar weer in het Engels konden we converseren met de moedige wereldfietser “Akeno”. San Ignacio is zowat de enige kleine stad in Belize waar men deftig groenten en fruit kan kopen. Dit deden we dan ook gretig voor we onze tocht verder zetten.





Wie ook onderweg was, maar wel iets langzamer, is een Mennoniet die niet graag op de foto ging. In Belize wonen nog grote groepen traditionele Mennonieten. Het is en blijft toch raar om mensen in de 21ste eeuw te zien in kleding en met gewoontes uit de 19 de eeuw.



Via de mooie “Hummingbird Highway” reden we richting van de kust. Onderweg stond een bezoek gepland aan het Nationaal Park “Herman’s Cave & Blue Hole”. Hier kan men mooi zwemmen in het heldere blauwe water. Pech, wegens renovatie werken was het park gesloten.




Op de Placencia Peninsula was er ook geen zwemmen bij. Het zeewier verhinderde een aangename toegang tot de Oceaan. Zeewier brengt ook de nodige bijtende insecten met zich mee, dus heel lang zijn we hier niet gebleven.



Terug via de “Hummingbird Highway” vonden we een mooi gelegen camping in de Maya Mountains. De eigenaar was een houtbewerker die mooie Maya kunstwerken maakte, zoals een deur met de sculptuur van Maya godin “Ixchel” (Godin van geneeskunde). Schoon, maar wat groot om mee te nemen.


Een rustige dag in de week in Belize Zoo, dachten we, maar toen we aankwamen bleken we niet alleen te zijn. Schooluitstappen kennen deze bestemming ook. Hetgeen Belize Zoo zo interessant maakt is dat men hier enkel dieren ziet die in het land voorkomen. Gelukkig is de Zoo er, want we hebben geen van deze dieren in het wild tegengekomen (met uitzondering van de apen). Hoe staat Rudi’s nieuwe das? Kamperen konden we bij het Tropisch Onderzoek Centrum. De borden langs de weg die waarschuwen voor overstekende “Tapir” zijn de enige tapirs die wij gezien hebben.








“Shopping in Belize” is echt niet simpel. Voor we tomaten gevonden hadden hebben we zeker 5 winkels binnengegaan. Geen idee wat de mensen hier eten.


Wat we wel weten is dat de brulapen de vruchten van de Cashewnoten heel graag lusten. We hebben dit ook geproefd, wat zijn die vruchten sappig en lekker! Robert onze gids van het “Baboon Center” nam ons mee op een tocht opzoek naar de brulapen en leerde ons onderweg allerlei “nuttige” informatie. Waar haal ik m’n sigaretten? (Uit de bomen). Hoe kan ik pijnloos een “tattoo” zetten? Maar de knaller was toch, wat moet ik doen bij een snijwonde? Men jaagt enkele soldaat mieren uit een nest, zet deze op de wonde en de mieren nijpen de wonde dicht! Deze blijven zitten tot de wonde geheeld is. Nog nooit hadden we zoiets gezien toen Robert dit toonde, hij noemde het “Stitching”.







De brulapen leven altijd in de nabijheid van een rivier. Hier was het de Belize Rivier, die tot 1989 enkel kon overgestoken worden met een “manuele ferry”. Nu reden we rustig de brug over naar een ander natuurgebied dat enkel bereikbaar was via een “landbrug”. Crooked Tree ligt midden in dit fantastische vogelparadijs. Hier zagen we de “Jabiru” of reuzenooievaar een slang vangen. Op de Crooked Tree Campsite waren ook vele mooie landvogels, maar de schoonste van het gezelschap was wel de groene leguaan!








Onze volgende bestemming was het kleurrijke stadje Orange Walk. Van hieruit vertrokken boottochten naar de Maya ruines van “Lamanai”. Ons kampeerterrein lag mooi langs de “New River” waar we tijdens ons avondmaal bezoek kregen van een voorbij zwemmende krokodil.



s’ Morgens om 9 uur werden we met de boot opgehaald en begon ons rivier avontuur op de “New River”. Hugo onze kapitein, deed z’n best om de dieren die langs de rivier leven aan te wijzen. Zonder z’n alziend oog hadden we de vleermuizen aan de boomstam nooit opgemerkt!




De lokale visser toonde met trots z’n vangst van deze ochtend. Op de foto gaan vond hij leuk. Zouden de lokale Mennonieten ook zo’n mooie visvangst hebben gehad?




De Maya ruines van Lamanai liggen midden in de jungle vlak aan de rivier. We werden door “Kú” gegidst. Hij was trots een volbloed Maya te zijn. De verhalen die hij kon vertellen waren heel interessant voor ons. Op deze laatste Maya site van deze reis begrijpen we weer wat meer van de Maya cultuur, dit dankzij “Kú”! Vanop de “Great temple” (40m hoog) konden we de grootsheid van de jungle aanschouwen.





Nu werd het tijd om met onze groep (2 Duitsers en 4 Amerikanen) de lange boottocht terug naar Orange Walk aan te vangen. Onderweg vaarden we nog langs een imposante “Suikerriet bootkaravaan” (1 tugboot trekt 4 tot 5 bakken). De locatie van de suikerraffinaderij midden in de jungle deed ons denken aan een filmset van “Mosquito Coast” (H. Ford).



Op weg naar de grens met México passeerde we vele vrachtwagens volgeladen met suikerriet. Waarschijnlijk zal dit suikerriet gebruikt worden om “Rum” te maken. Orange Walk wordt ook “Sugar City” genoemd …


Nu kwam voor ons misschien wel het spannendste moment van de reis. In México krijgt men (met een mobilhome) een toelating om 10 jaar in het land te mogen rondrijden. Was voor de grensdouane ons klein campertje een mobilhome? We hadden ons papierwerk goed voorbereidt en kwamen uit het douanekantoor met een mooi goudblinkende 10 jaar “Banjercito”. Hadden we dit niet gekregen stonden we voor een groot probleem. Men krijgt dan enkel 6 maanden voor een gewone auto. Hierdoor zou onze terugreis naar huis in gedrang hebben gekomen. Gelukkig is dit niet het geval. Tot de volgende!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten